Joël 600-590 (?)

Het is onbekend wanneer Joël optrad. Sommigen dateren hem rond de tijd van koning Joas, anderen net voor het begin van de Babylonische ballingschap en weer anderen ná de Babylonische ballingschap.

De sprinkhanenplaag

Joël predikt over een sprinkhanenplaag, die mens en dier treft. Alles verdort, het groen wordt tot woestijn. Het vee kan niet grazen, er groeit geen graan, hongersnood is het gevolg. De wijn- en graanoffers kunnen in de tempel niet meer gebracht worden, omdat er niets meer is (Joël 1:9 en 13).

Sprinkhanenplaag

De dag waarop de HEER dit doet – de dag van de HEER - is een angstwekkende dag, zon en maan verduisteren door de enorme sprinkhanenzwermen. “...als de tuin van Eden ligt het land voor hen, achter hen blijft een kale woestijn” (Joël 2:3).

Bekering en uitredding

Joël roept op tot bekering: “Niet je kleren moet je scheuren, maar je hart,...”(Joël 2:12). “Blaas de ramshoorn op de Sion, kondig een vastentijd af en roep op tot een plechtige samenkomst” (Joël 2:1,15). Iedereen moet komen bidden, zelfs de zuigelingen.

Als ze dat doen zal de HEER het opnemen voor zijn volk. Hij zal de vijand uit het noorden in de zee drijven. Er zal weer regen vallen, de woestijn krijgt een kleed van groen. “De dorsvloeren liggen weer vol met graan, de perskuipen lopen over van wijn en olie” (Joël 2:24).

De toekomst

Daarna zal zich dit voltrekken: Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft...” (Joël 3:1) De dag waarop de HEER dit zal doen is óók een dag van de HEER, groot en ontzagwekkend. De zon verandert in duisternis en de maan in bloed. Maar op de Sion, in Jeruzalem, is een toevlucht te vinden voor ieder die de naam van de HEER aanroept.

Petrus haalt het volledige hoofdstuk 3 van Joël aan op de Pinksterdag en hij legt uit, wat het betekent (Handelingen 2).

Als de HEER het lot van Juda en Jeruzalem ten goede keert, worden de volken geoordeeld, die het volk Israël hebben verstrooid en als slaven hebben verkocht. Ze worden uitgedaagd: al hun helden mogen aantreden, ze kunnen hun ploegijzers omsmeden tot zwaarden en hun snoeimessen tot speren*). Maar het zal ze niet helpen, want de HEER oordeelt ze in het dal van Josafat **) (Joël 4:2 en 12). “Zon en maan verduisteren, sterren doven hun glans. De HEER brult vanaf de Sion...”(Joël 4:15,16).

Dan zullen jullie inzien dat Ik, de HEER, jullie God, woon op de Sion, mijn heilige berg. Jeruzalem zal een heilige stad zijn; vreemden zullen haar niet meer binnengaan” (Joël 4:17, zie ook Op. 21:2-8,27).

*) Dit is het omgekeerde van wat er zal gebeuren als Gods Vrederijk aanbreekt (Micha 4:3, Jes. 2:4).

**) Vermoedelijk wordt hier verwezen naar een gebeurtenis in de woestijn van Tekoa:
Tijdens de regering van de vrome koning Josafat trokken onverwacht de legers van de Ammonieten en de Moabieten met de Meünieten op vanuit het zuiden. Josafat raadpleegt de HEER en het leger trekt op, de zangers voorop(!). De HEER redt hen en het leger hoeft niets te doen. Na het verzamelen van de buit komen de Judeeërs samen in het dankdal (Emek-Beracha, 2Kron.20, zie ook de tekst over Josafat. De naam Josafat betekent: Jahweh spreekt recht).

 

 

 

 

Emek Beracha in de woestijn van Tekoa

 

 

Bronvermelding:

Afbeelding 1:
Bron: "Alice in Wonderland" by emmapatsie is licensed under CC BY-NC-ND 2.0
Afbeelding 2:
Bron: https://static.miraheze.org/christipediawiki/b/b4/Isra%C3%ABl_en_Juda_-_Access_Foundation_57a.jpg