De profeet Hosea  755-713

Hosea leeft in Samaria en wellicht het laatste deel van zijn leven in Juda. Hij begint op te treden tijdens de regering van Jerobeam II. Hij maakt daarna de afbrokkeling van het noordelijke rijk mee tijdens Zecharja, Menachem, Pekachja, Pekach en Hosea en hij is getuige van de val van Samaria in 722. Hij is een tijdgenoot van de profeten Amos, Jesaja en Micha.

Tijdens de regering van Jerobeam II in Israël is er economische voorspoed. Maar tegelijk is er toenemende afgoderij, sociaal onrecht en corruptie. Hosea profeteert tegen Israël (Efraïm), hun ontrouw aan de Heer wordt hen verweten.

Israël ingeklemd tussen de wereldrijken.

Hosea valt in zijn bijbelboek met de deur in huis: “De Heer zei tegen hem: Trouw een overspelige vrouw en verwek kinderen bij haar, want het land maakt zich schuldig aan overspel.” (Hos.1:2) Zo moet Hosea met zijn leven laten zien, hoe ernstig de situatie is, een zware opdracht.
*Het eerste kind, een zoon, moet “Jizreeël” genoemd worden. Het koningshuis van Jehu, waartoe Jerobeam II behoort wordt beëindigd, vanwege de moorden van voorvader Jehu (bij Jizreeël, zie de tekst over Jehu).
*Het tweede kind is een dochter, zij moet “Lo-Ruchama” (geen ontferming) worden genoemd. God ontfermt zich niet meer over Israël, maar nog wel over Juda.
* De derde is een zoon, “Lo-Ammi” (niet mijn volk).

Het is opvallend, dat meteen na de onheilsprofetie toch weer Gods genade klinkt, als Hosea spreekt over de verdere toekomst: “Maar eens zullen de kinderen van Israël talrijk zijn......Dan noemen jullie je broeders weer Ammi (mijn volk) en je zusters weer Ruchama (ontferming)” (Hos.2:1-3).

Net zo gaat de volgende profetie: Israël wordt vergeleken met een hoer, vanwege de dienst aan Baäl. Haar wijnstok en vijgenboom worden verwoest en de kleren worden haar van het lijf gerukt. Maar meteen daarna klinkt de liefde van de Heer: “Daarom zal ik haar meelokken naar de woestijn en dan tot haar hart spreken.... het Achordal *) maak ik tot een poort van hoop” (Hos.2:16,17).

Hosea, door James Tissot.

Dit patroon herhaalt zich bij de verdere profetieën van Hosea. Afschuwelijk zijn de wantoestanden: afgoderij, waarzeggerij, hoererij, bedriegerijen. Hosea’s aanklacht richt zich vooral tegen de priesters en tegen de koning. Als ze zich niet bekeren, wordt Israël in het ongeluk gestort en het sleept op langere termijn Juda mee in zijn val. Lonken naar Assyrië en Egypte heeft geen zin, het zijn precies deze landen waarheen ze in ballingschap zullen worden weggevoerd. Hartstochtelijk roept Hosea op om zich van deze ongeluksweg te bekeren.

Maar even hartstochtelijk spreekt Hosea over de liefde van de Heer:
Kom, laten we teruggaan naar de Heer!... Hij redt ons na twee dagen van de dood, op de derde dag doet Hij ons opstaan: in zijn nabijheid zullen wij leven” (Hos.6:1,2).

Toen Israël nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte heb Ik mijn zoon weggeroepen.” ....
“als bange vogeltjes komen ze uit Egypte, als duiven uit Assyrië. Dan laat ik hen weer wonen in hun eigen huis-zo spreekt de Heer” (Hos.11:1 en 11).

*) Na de inname van Jericho door Jozua, had Achan gestolen van de buit, die aan de Heer was gewijd. Daarom verliest Israël de strijd tegen Ai. Jozua laat Achan met zijn hele familie stenigen. In het dal wordt een grote steenhoop opgericht en deze plaats wordt het Achordal, dal van droefheid, genoemd (Joz.7:26). Bij de tocht van Jericho naar Betel kom je er langs.

 

Bronvermelding:

Afbeelding 1:
Atlas of the Bible Lands, C.S.Hammond & Co.
Afbeelding 2:
Christipedia
Afbeelding 3:
Van Deursen, schoolatlas voor de bijbelse geschiedenis.