Amos 764-755

Amos is een schapenfokker en vijgenteler uit Tekoa, net ten zuiden van Jeruzalem en Betlehem. Hij is dus afkomstig uit het koninkrijk Juda, maar profeteert voornamelijk in het koninkrijk Israël.
Amos profeteert gedeeltelijk gelijktijdig met Hosea. Hij treedt op tijdens de regering van Jerobeam II over Israël en van Uzzia over Juda. Het is twee jaar voor de aardbeving; deze aardbeving wordt ook genoemd in Zacharia 14:5. Volgens Flavius Josephus had deze aardbeving plaats toen Uzzia de tempel ontheiligde, maar dat is niet zeker.

In die tijd worden Israël en Juda met rust gelaten door de wereldmacht Assyrië. Aram moet zich wel teweer stellen tegen Assyrië en kan dus geen vuist maken tegen Israël. In zowel Juda als Israël heersen vrede en voorspoed. In die gunstige omstandigheden ontstaat een rijke bovenlaag van de bevolking, die de volksgenoten uitbuit en onderdrukt. De rechtspraak is corrupt, de armen worden vertrapt. Er is uitgebreide afgoderij.

Amos’ profetieën richten zich eerst tegen de hele regio: Damascus, Gaza, Tyrus, Edom, Ammon, Moab. Maar in dezelfde rij ook tegen Israël en Juda. Hun misdaden worden opgesomd, al deze koninkrijken zullen worden weggevaagd.
Voor Israël gebeurde dat in 722, 42 jaar na deze profetieën en voor Juda in 586, 178 jaar na deze profetieën.

Vanaf hoofdstuk 3 profeteert Amos voornamelijk tegen Israël. Hun misdaden zijn hemeltergend en de afgoderij is verschrikkelijk. Amos profeteert, in naam van de Heer: “....want ik zal jullie in ballingschap voeren, tot voorbij Damascus” (Amos 5:27).
Amasja, de priester van Betel probeert Amos weg te jagen, met instemming van koning Jerobeam II: “Ziener, verdwijn! Ga naar Juda en verdien daar je brood, ga daar maar profeteren” (Amos 7:12). Maar Amos is helemaal geen beroepsprofeet uit één van de profetenscholen, hij is veeboer en vijgenteler, hij zegt: “...maar de Heer heeft me achter mijn schapen vandaan gehaald, en het is de Heer die tegen me heeft gezegd: “Ga naar mijn volk Israël en profeteer daar”” (Amos 7:15).
Hij kondigt het oordeel aan over Israël, als ze zich niet bekeren. Een vreselijk lot staat hen te wachten.

Maar Amos eindigt met een vergezicht: “Dan zal Ik het vervallen huis van David herbouwen, ..... ik zal het in zijn vroegere luister herstellen” (Amos 9:11).
Er is hoop!

 

Bronvermelding:

Afbeelding 1:
Zaine Ridling, Bible Atlas, Access Foundation